Heenreis dag 1
Iets na kwart over vier ’s ochtends vertrekken drie Boskoopse wagens voor de Driedaagse van de Vaucluse. Onderweg sluiten de twee wagens uit Staphorst en Appel aan. Het lukt aanvankelijk niet of nauwelijks om elkaar te ontmoeten, maar dankzij het live delen van de locaties lukt het om elkaar – op afstand – op z’n minst in de gaten te houden. Een beetje naar elkaar gluren zoals dat in latere dagen in de koers ook zou gaan.
Pas na enig contact en geregel lukt het om elkaar op een P te treffen, waar de zelf meegenomen lunch wordt genoten. Ook krijgt Ton dan eindelijk zijn passagier in de auto zodat er daar vandaan een rijdend bStuursoverleg kan plaatsvinden.
De door alle 13 samengestelde afspeellijst doet voortreffelijk werk, het zorgt in elk geval naast gesamenlijk genot soms ook voor een hoop commentaar. De Timmetjes zijn weliswaar dissonantjes tussen alle bombastische gitaarrifs, maar de Nederlandstalige hoempapa’s werken sfeerverhogend in alle auto’s. Behalve in die van de voorzitter die de groepslijst reeds kort na vertek had ingeruild voor de eigen audiotheek.
De slingerende route binnendoor naar de plaats van bestemming door velden en gorges is prachtig. Niet fijn voor wagenzieken maar verder een lust voor het oog. En een opmaat voor al het moois dat we de dagen daarna zouden mogen aanschouwen.
Bij aankomst bij Le Rêve, ons riante onderkomen, zoeken we elk een kamer waarbij sommigen gezellig bij elkaar kruipen. Nog onwetend dat het aantal snurkende ploeggenoten met de jaren sterk in aantal toeneemt.
We drinken een welkomstdrankje op de overdekte veranda, met uitzicht op de bergen vanwaar onze hulp in de dagen daarna niet bepaald zou komen. De eerste sterke verhalen gaan de ronde en er worden reeds boude voorspellingen over de verwachte fietsprestaties gedaan. Huispastor Hans doet enkele zalvende uitspraken en Fred vertelt weinig smakelijk van wat hij onder leegloop verstaat. Jeroen komt dan terug van een soloritje waarbij hij de buurt alvast heeft verkend.
Terwijl enkele Ajax-fans de Europese verrichtingen van hun cluppie via tv volgen, bereiden anderen de meegenomen maaltijden. Hans en Marcel in de hoofdkeuken beneden en Christian, Erwin en (kokend orgaan) Koen in de op een verdieping hoger gelegen bijkeuken. De Madras en de Fussili blijken toppers van de kaart, de volle pannen worden schoon leeg gegeten, als voorinvestering op de te leveren prestaties.
Als de beide vaatwasmachines zijn ingeruimd, drinken we gezellig koffie met veel prut. Alsof de andere dag ons geen openingsrit van de Driedaagse wacht, beginnen sommigen nog aan een spelletje Keezen dat langer duurt dan zelfs van Monopoly verwacht mag worden. Het blijkt nog een hele toer om alle pionnetjes in hun basis te krijgen, zo dwars zitten de drie gevormde koppels elkaar. Het met veel geluid gespeelde spel trekt de nodige bezoekers, en gaat over statushouders en wijsheden als van ‘ach, als je maar vooruit gaat’ en ‘als je kan dan moet je’. Uitgangspunten die ook zouden gelden tijdens de te rijden Driedaagse.
Nastuiterend van zoveel lol om een bordspelletje zoeken de heren renners (want dat zijn het toch uiteindelijk in de eerste plaats) hun kooien op. Zodra iedereen lekker ligt en de slaap probeert te vatten, vult een schaamteloze vloek het huis als JV zijn hoofd stoot aan een naar binnen gewaaid raam. Tja, welke renner slaapt nu zónder helm?!
Fietsdag 1
Na de traditionele klanken van Landmarq als zijnde wekker bakt en kookt de verliezer van het Keezen, Marcel, volgens gedane belofte de eieren voor het ontbijt. De monden vullen zich niet alleen met het door Ton gehaalde brood (andermaal een niet te wijzigen traditie) maar ook met grote uitspraken over de te leveren persoonlijke prestaties. Ook worden er afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de ongetwijfeld grote onderlinge verschillen. Besloten wordt om een door Christian reeds thuis geopperde route te rijden, met vertrek vanuit het huisje. Voor vertrek nemen we onszelf als groep op de foto, wat slechts met moeite lukt zo groot als de groep van 13 is.
In de eerste kilometers constateert Christian dat zijn nieuwe crank-as nog altijd niet geluidloos is. Tja, je zal ook maar crank-as zijn onder de benen van de krachtpatser.
Na enkele bescheiden klimmetjes volgt de indrukwekkende klim naar het plaatsje Brantes, waar via enkele haarspeldjes naartoe gefietst kan worden. Hans opent met een tempoversnelling die we nadien bergop niet meer van hem zouden zien, dat alles volledig in dienst van de echte klimmers die er dan ook spoedig vol overheen klappen. Dansend op de pedalen fietsen we ons naar het niveau van het idyllisch gelegen rotsdorp. Ja zelfs hoger voert ons de weg, zodat de eerste verschillen in het klassement worden gemaakt.
Na een eerste afdaling van naam, waar de liefhebbers zich even konden uitleven, volgde de meest serieuze klim van de dag, die naar Col de Macuègne (op ruim 1.000 meter hoogte). Maar eerst wordt gegeten in een …, tja hoe zullen we noemen? Op het pand staat ‘crèperie’ maar gezien de krappe voorraden die zij er kennelijk op nahouden is ‘krapperie’ een betere beschrijving van waar we te eten kwamen. Terwijl naast het provisorische terras een kermis werd opgebouwd, kregen we te kiezen vanaf krijtbord. De keuze was allerminst reuze, maar dat wat we bij stukkies en beetjes te eten kregen, was zeker niet verkeerd. De salades en hartige pancakes gingen er goed in.
Na deze memorabele lunch reden we de col op, met dien verstande dat de segmentjagers nog even terugreden om de start van het segment op te pikken. En zo versnipperde het veld zich al bij aanvang. In de snikhitte reden we onze eigen tempootjes waarbij de verschillen zo groot werden dat bovenop de col door sommige toppenkillers (BB, JvE en TvK) werd besloten nog een colletje extra te pakken. Thomas reed nog wat kilometers terug om de verrichtingen van Hans van dichtbij te bekijken, die daar toen nog druk bezig was het asfalt meter voor meter te inspEckteren. Maar uiteindelijk kwam ook hij boven, hetgeen precies de bedoeling van het weekend was.
Er was genoten van de prachtige klim, maar ook zeker van de afdaling die erop volgde. Op zo’n 5 kilometer voor het zwembad ontsprong een viertal uit de greep van het peloton. De uitval gebeurde op initiatief van de bStuursleden, die op hun beurt Thomas en Tim meekregen. Met een goed geasfalteerde weg die enigszins afloopt en volstrekt autoluw is, is het goed trappen. De vaart gaat kilometerslang tot boven de vijftig, waardoor het een mirakel is dat de vier weer worden bijgehaald. In vol galop denderen we naar huis, waar direct na de finishstreep het zwembad ligt. De heren renners duiken met graagte het onverwarmde bad in voor een spelletje watervolleybal waarbij krampgevallen voortdurend onder water op de loer liggen.
’s Avonds treffen we niet thuis bij de ons aanbevolen Auberge, zodat we nog iets verder moeten rijden naar een plaats verderop. Aldaar is wel plaats in de herberg en hebben we een prima eetgelegenheid. Aan tafel wordt niet alleen gegeten maar overdenken we ook alle opties voor het bezoek aan de Mont Ventoux van een dag later. Duizenden woorden worden eraan besteed, waarna de opties ook in het huis nog eens worden gewikt en gewogen. Uiteraard speelt, om het nog wat ingewikkelder te maken, ook het logistieke aspect een rol. Hoe komen we er, hoe zien we elkaar weer terug, wordt er gewacht bovenop, wie doet hem één, twee of zelfs drie keer? Met al dat soort vragen had de nacht gevuld kunnen worden, maar verstandig genoeg gaan we tijdig naar ons bedje. Onwetend nog van wat ons aan moois de andere dag zou wachten.
Uw verslaggever ter plaatse: Hans van Eck
Mooi verslag. Het was echter niet Erwin, maar Bob die chefkok was op de eerste avond. Wilma geloofde haar ogen niet!